Woningwet

Wijziging van de Woningwet n.a.v. de evalutie

Met ingang van 1 januari 2022 is de "Wijziging van de Woningwet naar aanleiding van de evaluatie van de wet en aanpassing van enkele andere wetten" in werking getreden. Bekijk de Woningwet, het BTIV en de RTIV op de website van de overheid.

De gewijzigde Woningwet geeft onder andere meer mogelijkheden voor lokaal maatwerk, meer risicogericht toezicht en beperkt de administratieve lasten.

De wijzigingen van de Woningwet komen voort uit de evaluatie van de in 2015 herziene Woningwet, het rapport van de commissie Van Bochove in opdracht van Aedes en de aanbevelingen van de VTW (meer informatie: Woningwet - Evaluatie). Hieronder zijn de belangrijkste wijzigingen voor het intern toezicht op een rij gezet.

Goedkeuring bestuursbesluiten
Aan de in artikel 26 lid 1 Woningwet genoemde voorgenomen bestuursbesluiten, die goedkeuring nodig hebben van de RvC wordt onder k een categorie toegevoegd. Namelijk die van een besluit tot fusie, als bedoeld in artikel 309 boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

Geschiktheid en betrouwbaarheid
De geschiktheids- en betrouwbaarheidstoets voor commissarissen (en bestuurders) blijft gehandhaafd (artikel 30 lid 3 Woningwet, artikel 19 BTIV en artikelen 6-8 RITV). Met het oog op het meer naar principes inrichten van de Woningwet en onderliggende regelgeving, vervalt bijlage I bij het BTIV betreffende de competenties van kandidaten. Tevens zijn de bepalingen in de RTIV aangaande de geschiktheids- en betrouwbaarheidstoets in beperkte mate aangepast. Nog steeds zal de Autoriteit woningcorporaties (Aw) een kandidaat beoordelen op geschiktheid en betrouwbaarheid, maar de Aw zal de toets meer risicogericht uitvoeren aan de hand van opgestelde beleidsregels

Benoemingstermijn
Commissarissen kunnen met ingang van 1 januari 2022 meer dan één maal worden herbenoemd, mits de al dan niet aaneengesloten totale periode waarin een commissaris lid is van de RvC van dezelfde corporatie niet meer dan acht jaar is (artikel 30 lid 4 Woningwet). 
Zie ook de pagina Benoemingstermijn op de website van de VTW.

Onverenigbaarheden
Commissarissen (en bestuurders) dienen hun werkzaamheden zonder (schijn van) belangenverstrengeling te vervullen. Dat betekent ook dat bepaalde (neven-)functies niet uitgevoerd kunnen worden voorafgaand of gelijktijdig met het zijn van  commissaris (of bestuurder) van een woningcorporatie, omdat deze daarmee onverenigbaar zijn. De opsomming van functies die niet verenigbaar zijn met het gelijktijdig zijn van commissaris (of bestuurder) van een woningcorporatie vervalt en is vervangen door 'principle based' bepalingen in de Woningwet (artikelen 25 en 30). De Aw geeft in beleidsregels aan hoe zij (on)verenigbaarheid en belangenverstrengeling beoordeelt.
Zie ook de pagina Onverenigbaarheden op de website van de VTW.

Visitatie
De visitatie termijn (minimaal eens per vier jaar) mag vanaf 1 januari 2022 in bijzondere omstandigheden gedurende dezelfde visitatie periode één maal met een jaar worden verlengd (artikel 53a lid 2 Woningwet). De mogelijkheid om verlenging en/of opschorting van de visitatietermijn aan te vragen bij de Aw vervalt daarmee.
In geval van verlenging moet de corporatie hiervan wel melding maken in het jaarverslag en toelichten waarom zij door zeer bijzondere omstandigheden gebruik heeft moeten maken van deze mogelijkheid c.q. de reden waarom wordt verlengd. Reguliere ontwikkelingen zoals wisselingen in het bestuur en/of de RvC vallen hier niet onder. Wel bijvoorbeeld een fusietraject dat niet binnen de gestelde termijn kon worden uitgevoerd.
Vervolgens moet de corporatie binnen het extra jaar alsnog gevisiteerd worden.
De corporatie publiceert het rapport en de reactie op haar website. Ook stuurt de corporatie de huurdersorganisatie en gemeenten en andere belanghebbenden een exemplaar. Vanaf 1 januari 2022 hoeft de corporatie het rapport niet meer naar de Aw te zenden (artikel 53a lid 4 Woningwet).
Zie ook de pagina Visitatie op de website van de VTW.

Adviesrecht ALV verenigingen
De in de Veegwet Wonen opgenomen mogelijkheid voor de ALV om advies uit te brengen over besluiten van de RvC en over de te benoemen bestuurder, komt in de gewijzigde Woningwet te vervallen.

Veegwet Wonen

Met ingang van 1 juli 2017 is de Veegwet Wonen (voluit: "wijziging van de Huisvestingswet 2014, de Wet op de huurtoeslag, de Woningwet en enkele andere wetten teneinde daarin een aantal technische wijzigingen en een aantal wijzigingen met beperkte beleidsmatige gevolgen aan te brengen") in werking getreden. De wet spreekt voortaan van RvC in plaats van RvT. En herstelt een aantal fouten en omissies uit de Woningwet 2015. Hieronder zijn de belangrijkste wijzigingen voor het intern toezicht op een rij gezet.

Benoemingstermijn
Artikel 30 lid 4 Woningwet is gewijzigd. Hierdoor mag een commissaris in zijn of haar leven maximaal 8 jaar bij één corporatie toezicht houden. En is voor commissarissen die voorafgaand aan de fusie zitting hadden in de RvC van de verdwijnende of verkrijgende rechtspersoon en die (na selectie op basis van de nieuwe profielschetsen) na de fusie zitting nemen in de RvC van de fusiecorporatie, geen toets geschiktheid en betrouwbaarheid met een positieve zienswijze nodig. Indien het huurderscommissarissen betreft geldt dat geen nieuwe bindende voordracht van de huurdersorganisatie vereist is.

Visitatie
De Veegwet Wonen brengt een aantal wijzigingen met zich mee voor de visitatie van woningcorporaties. De belangrijkste wijzigingen van artikel 53a Woningwet zijn: het moment waarop een corporatie gevisiteerd moet zijn (de termijn gaat in op de datum van het vorige visitatierapport en corporaties moeten zich uiterlijk 1 juli 2019 hebben laten visiteren), de handhaving (door alleen de Aw die niet-naleving betrekt bij het toezicht op de governance) en het aanvragen van uitstel (de Aw kan op verzoek van een corporatie de visitatietermijn verlengen of opschorten). Ook is verduidelijkt dat bestuur en RvC gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor de visitatie.

Adviesrecht ALV verenigingen
Een aangenomen amendement van de PvdA geeft leden van een woningbouwvereniging meer zeggenschap. De gewijzigde artikelen 25 en 26 van de Woningwet bepalen dat de RvC, voordat zij goedkeuring verleent op besluiten van het bestuur, advies vraagt aan de ALV. En dat advies moet worden gevraagd bij benoeming van een nieuwe bestuurder. De RvC mag alleen gemotiveerd afwijken van het advies van de ALV.

Woningwet 2015

Met ingang van 1 juli 2015 hebben partijen in de sociale huursector te maken met de nieuwe Woningwet (ook bekend als "Herzieningswet toegelaten instellingen volkshuisves­ting"), het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting (BTIV) en bijbehorende ministeriële regeling (RITV). Daarmee treden er in het sociaal huurstelsel belangrijke veranderingen op. Woningcorporaties richten zich op hun kerntaak: een kwalitatief en betaalbaar aanbod van sociale huurwoningen voor mensen met lagere inkomens.

De nieuwe Woningwet stelt in de artikelen 26 en 30 t/m 33 nieuwe eisen aan het interne toezicht. Dit is verder uitgewerkt in de artikelen 18, 19, 27 en bijlagen 1 en 2 van het Besluit Toegelaten Instellingen Volkshuisvesting (BTIV). Hieronder zijn de belangrijkste eisen op een rij gezet.

Goedkeuring bestuursbesluiten
In de Woningwet is een grotere rol weggelegd voor het interne toezicht in die zin dat bepaalde bestuursbesluiten onderworpen zijn aan goedkeuring van de RvT. Artikel 26 Woningwet bepaalt welke besluiten, bijvoorbeeld een besluit tot het doen van een investering van minimaal 3 miljoen euro of een besluit tot wijziging van de statuten.

Artikel 19 BTIV bepaalt in welke gevallen de voorafgaande goedkeuring van de RvT niet is vereist. Het gaat daarbij om besluiten tot instandhouding van woningen, bijvoorbeeld het regulier onderhoud en besluiten tot verkoop aan natuurlijke personen.

Daar waar in de Woningwet is voorzien in voorafgaande goedkeuring van de minister is altijd een voorafgaand besluit van de RvT nodig. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om het aangaan van een fusie of splitsing, verkoop van onroerend goed, investeringen in niet-Daeb vastgoed en het aangaan van verbindingen.

Geschiktheid en betrouwbaarheid
Artikel 30 lid 3 Woningwet en artikel 18 BTIV plus bijlage 1 (competenties) en 2 (betrouwbaarheid) bepalen dat voor (her)benoeming van een commissaris een positieve zienswijze van de minister nodig is op de geschiktheid en de betrouwbaarheid van de betrokken personen. Deze zgn. 'fit and proper' test geldt per 1 juli 2015 voor nieuwe benoemingen/aanwijzingen.

Benoemingstermijn
Artikel 30 lid 4 Woningwet bepaalt dat een commissaris wordt benoemd voor een periode van ten hoogste vier jaar, en een maal voor een periode van ten hoogste vier jaar kan worden herbenoemd.

Onverenigbaarheden
Artikel 30 lid 6 bepaalt in welke gevallen sprake is van onverenigbaarheid met het lidmaatschap van de RvT. Zo mag een commissaris bij een woningcorporatie niet samen met een collega-commissaris uit die desbetreffende RvT, in een andere RvT zitting hebben. Dit geldt ongeacht de branche.

Eenderde huurderscommissarissen
Artikel 30 lid 9 en lid 10 Woningwet bepalen dat ten minste een derde van de RvT bestaat uit huurderscommissarissen die op bindende voordracht worden voorgedragen door de huurders(organisaties). In de statuten moeten hierover voorschriften worden opgenomen. Indien deze niet tot een voordracht komen, moet de RvT er zorg voor dragen dat hetzelfde aantal commissarissen uit de huurders van de woongelegenheden van de corporatie wordt benoemd. De statuten moeten uiterlijk 1 januari 2017 hierop zijn aangepast.

Zelfevaluatie
Artikel 30 lid 11 Woningwet bepaalt dat de statuten voorschriften bevatten over jaarlijkse zelfevaluatie van de RvT; deze moet eens per twee jaar onder externe begeleiding.

Ontstentenis en belet regeling
Ook bepaalt artikel 30 lid 11 Woningwet dat in de statuten wordt opgenomen op welke wijze, in geval van ontstentenis of belet van de commissarissen, voorlopig in de RvT wordt voorzien. De statuten moeten uiterlijk 1 januari 2017 hierop zijn aangepast.

Permanente educatie
Artikel 31 lid 2 Woningwet bepaalt dat de RvT zich blijvend dient te voorzien van de benodigde kennis en vaardigheden voor uitoefening van het toezicht.

Informatie-uitwisseling met minister
Artikel 31 lid 4 Woningwet en artikel 27 BTIV bepalen dat in bepaalde gevallen de RvT de minister op de hoogte dient te stellen van zijn werkzaamheden. Het gaat daarbij om gevallen waarbij het voor de minister in het kader van het toezicht wenselijk is vroegtijdig op de hoogte te zijn van ontwikkelingen die bij de toegelaten instelling spelen. Te denken is aan schade of mogelijke schade aan het belang van de volkshuisvesting door handelen van de toegelaten instelling, situaties waarbij de toegelaten instelling financieel kwetsbaar is of dat op korte termijn zou kunnen worden of liquiditeits- of solvabiliteitsproblemen bij verbindingen van de toegelaten instelling.

Ontslag door ondernemerskamer
Artikel 33 Woningwet bepaalt dat de minister en de RvT commissarissen op in de wet vermelde gronden kunnen schorsen bij wanprestatie, en dat ze bij de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam een verzoek tot ontslag kunnen indienen.


Veel gezocht