Toezicht in de praktijk: volkshuisvestelijke vraagstukken - Casus 12: Bestuurders leggen probleem op bordje van de RvC

10-12-2019 15:07

U bent commissaris bij woningcorporatie “Het Goede Wonen”. Deze corporatie heeft een tweehoofdig bestuur. Tot uw verrassing blijkt er een verschil van opvatting te zijn tussen de twee bestuurders over een belangrijke uitwerking van het portefeuilleplan. Eén van de bestuurders vindt dat een complex gesloopt dient te worden en dat daarna vervangende nieuwbouw moet plaatsvinden. De andere bestuurder vindt dat een integrale renovatie meer op zijn plaats is. Beide standpunten zijn uitgebreid toegelicht in de stukken die u hierover ontvangt bij de vergadering. De bestuurders werken al geruime tijd samen en hebben er ook geen moeite mee dat zij er gezamenlijk niet uitkomen. Er zijn géén principiële tegenstellingen, wel een verschil van opvatting.

Doordat zij er gezamenlijk niet uitkomen leggen zij beide voorstellen voor aan de RvC met daarbij de opmerking dat de RvC maar moet beslissen en zij zich op voorhand conformeren aan de beslissingen van de Raad. Tot uw verrassing komt dit, na bespreking tussen bestuur en voorzitter van de RvC, op de agenda van de RvC met het verzoek om een besluit te nemen.
Bij ontvangst van agenda en stukken van de vergadering leest u dit en besluit u contact op te nemen met de voorzitter van de RvC, omdat u vindt dat de Raad deze keuze niet moet maken. De voorzitter van de RvC reageert hier laconiek op en stelt dat dit bij uitzondering toch mogelijk moet zijn en vindt dat de Raad wel een besluit kan nemen.

Wat te doen?
U wilt de goede relatie in de Raad handhaven, maar u bent het principieel oneens om u neer te leggen bij de aanpak van de voorzitter zonder discussie vooraf in de Raad. En niet over de voorliggende plannen, maar over de positie van bestuur en raad van commissarissen.

Uw standpunt is namelijk dat de Raad niet deze beslissing kan nemen, omdat de Raad dan de beslissing van het bestuur overneemt. In feite gaat de Raad op de stoel van de bestuurders zitten en gaat men van een toezichthoudende functie naar een bestuursfunctie. Los van de inhoudelijke discussie neemt de RvC dan de verantwoordelijkheid van het bestuur over met alle gevolgen vandien. Zoals aansprakelijkheid, niet meer goed kunnen toetsen, de uitwerking et cetera, aangezien de beslissing bij de Raad ligt. Kortom de RvC houdt dan toezicht op het besluit dat de Raad zelf heeft genomen. U acht dat duidelijk in strijd met zowel de Governancecode Woningcorporaties als de Woningwet en met wat normaliter de rolverdeling tussen bestuur en toezichthouders inhoudt.

De voorzitter van de Raad en u besluiten om de voltallige Raad bij elkaar te roepen om, zonder bestuur, de situatie te bespreken en de argumenten – over de voorgestelde besluitvormingsprocedure – uit te wisselen. Zo geschiedde het. In de besloten RvC vergadering blijkt dat het merendeel van de Raad uw mening deelt en besluit daarom het voorstel niet te agenderen.

Daarna voert de RvC een overleg met het bestuur om nadrukkelijk aan te geven dat het neerleggen van de beslissing naar de RvC een voorbeeld is van het niet nemen van de bestuurlijke verantwoordelijkheid en dat u als RvC verwacht dat er een bestuursvoorstel komt, gedragen door het bestuur, waarin best ruimte is voor het bespreken van de dilemma’s. Maar wel een eenduidig voorstel van het bestuur! Ook zult u als Raad met de voorzitter moeten evalueren waarom hij tot deze agendering kwam en waarom dat niet verstandig is.

De gesprekken vinden plaats en zowel het bestuur als de voorzitter van de RvC realiseren zich dat deze misschien in hun ogen eenvoudige oplossing geen juiste was. Het bestuur zegt toe om met een nieuw gezamenlijk voorstel te komen.

En de inhoud?
Betekent dit dat u zich verre van de inhoud van het onderwerp houdt. Dat natuurlijk niet, maar met als doel de bestuurders mogelijk tot een gezamenlijke conclusie te laten komen. Het gaat hier om een veelvoorkomende tegenstelling. De voorstander van sloop nieuwbouw zal wijzen op de betere uitkomsten van de rendementstoets. De integrale renovatie optie zal wellicht vanuit beleggersoptiek minder aantrekkelijk zijn, maar sluit mogelijk beter aan bij de wensen van de zittende bewoners. Ten slotte is het een corporatie er niet om te doen om perse de financieel meest gunstige optie te kiezen. Dat moet altijd worden afgewogen tegen de maatschappelijke effecten.

Het begint bij de vraag welk plan het beste aansluit bij het strategisch voorraadbeleid. Daarnaast wilt u Inzicht hebben in de gevolgen voor de financiële ratio’s van de corporatie. Aan de renovatievoorstander kan de vraag worden gesteld hoe lang het complex dan weer aantrekkelijk is voor de verhuur en wat dat voor het rendement van dat complex betekent. Ook wilt u weten hoe de opvatting van de bewoners is en hoe de bestuurders hen mee willen nemen in de plannen voor de toekomst van hun woningen. Uiteindelijk wilt u ook weten hoe de discussie binnen het MT is gelopen en wat de controller er van vindt.

Maar nogmaals: de raad wil van de bestuurders weten welke optie zij ter goedkeuring willen voorleggen en waarom. En als het goed is zijn de inhoudelijke overwegingen in een eerder stadium aan de orde geweest. Dat de bestuurders zelf het stuur uit handen willen geven is – naast het belang van een goede volkshuisvestelijke keuze – zeker een punt van aandacht. En dat geldt niet minder voor het feit dat de voorzitter daar in mee wilde gaan. Zeker als het er op aan komt is het van groot belang de rollen zuiver te houden.

Koos Parie & Gerard Erents

Dit is de 12e en laatste casus over volkshuisvestelijke vraagstukken in 2019. Koos Parie en Gerard Erents maken van de gepubliceerde casuïstiek wederom een handreiking. Deze is begin 2020 gereed. U kunt de eerder verschenen handreiking waarin de eerste 15 casussen besproken zijn vinden op:  https://www.vtw-publicaties.nl/toezicht-in-de-praktijk-15-cases/


Veel gezocht