'Er wordt steeds meer van een RvC voorzitter verwacht' - interview met Willem van Leeuwen

Willem van Leeuwen is actief als bestuursadviseur, commissaris, consultant, docent en auteur. Onlangs verscheen van zijn hand een uitgebreide analyse van de bijzondere - en veranderende - positie van de voorzitter van de raad van commissarissen bij woningcorporaties. Dit interview komt voort uit zijn artikel over 'de groeiende verantwoordelijking van de RvC-voorzitter' uit "Governance, Bestuur en Toezicht."

Toegenomen risico
Van Leeuwen signaleerde vier centrale ontwikkelingen die voor hem aanleiding waren om aandacht te vragen voor de competentieprofielen van voorzitters van raden van commissarissen in de semipublieke sector. De eerste ontwikkeling heeft onder meer betrekking op de toegenomen zichtbaarheid van RvC-voorzitters in geval van calamiteiten. “De onderzoeksrapporten en publicaties die verschenen naar aanleiding van incidenten in - onder andere - de corporatiesector hebben een gemeenschappelijke deler: het functioneren van de raad van toezicht of raad van commissarissen was onder de maat”, zegt Van Leeuwen. “In vrijwel alle gevallen vroeg de publieke opinie direct om het aftreden van de voorzitter, al dan niet terecht. Vast staat in elk geval dat er vanuit de samenleving steeds meer van een voorzitter wordt verwacht. Zij staan meer dan ooit in de spotlight en lopen aanzienlijk meer risico op reputatieschade dan de overige leden van de raad. Dat is iets waar je als persoon wel tegen moet kunnen.”

Aanvoerder en coach
Een tweede ontwikkeling die een analyse van de gewenste competenties van een RvC-voorzitter nuttig en noodzakelijk maken, is het opvallend aantal inhoudelijke veranderingen in het vak van toezichthouder. Van Leeuwen: “De samenleving en de wetgever stellen steeds meer eisen aan raden van commissarissen. Je kunt dan ook stellen dat er een zwaardere verantwoordelijkheid bij de voorzitter is komen te liggen waar het gaat om de samenstelling en de kwaliteit van zijn team van toezichthouders. Hij of zij wordt in de praktijk dan ook steeds meer een teamleider of een meespelende coach.” Van Leeuwen onderstreept dat de ‘voorzitter nieuwe stijl’ geen hiërarchische positie inneemt, maar evenmin een primus inter pares is die de overige leden van de raad vrijblijvend adviseert over hun functioneren en geschiktheid. De voorzitter is veel meer een aanvoerder en coach aan het worden, die niet-vrijblijvende adviezen geeft. “Het feit dat raden van commissarissen en hun functioneren onder een maatschappelijk vergrootglas zijn komen te liggen heeft er ook voor gezorgd dat voorzitters een eigen, persoonlijk belang hebben gekregen bij een goed functionerende raad.”

Balancing act
Er wordt van raden van commissarissen in toenemende mate verwacht dat zij actief de dialoog aangaan met belanghouders van de corporatie. Het thema van de legitimiteit van de maatschappelijke onderneming neemt aan belang toe en heeft uiteraard ook invloed op de gewenste competenties van de voorzitter. Van Leeuwen: “Bestuur en raad van commissarissen werken steeds intensiever samen bij het inrichten en uitvoeren van de dialoog met externe stakeholders, maar ook in gezamenlijke strategische sessies waarbij onder meer de maatschappelijke meerwaarde van de corporatie wordt vastgesteld. Beide gremia houden daarbij overigens nadrukkelijk hun eigen rol en rolvastheid is dan ook van essentieel belang.”

Zowel in de dialoogsessie met stakeholders als bij de strategische sessies van raad en de bestuurders is sterk leiderschap van de voorzitter cruciaal, zegt Van Leeuwen. “De voorzitter moet zijn team in deze balancing act kunnen leiden en in staat zijn de juiste groepsdynamiek te creëren. Een goede voorzitter is voortdurend bezig met de krachten die zich intern en extern rond de corporatie afspelen en begrijpt op welke manier en in welke mate de leden van de raad daar actief mee om kunnen gaan op een wijze die de corporatie ten goede komt. Misschien gaat de voorzitter ook wel steeds meer op een ambassadeur lijken waar het gaat om contact met externe stakeholders. Iemand die de lijntjes openhoudt, relaties onderhoudt en zo nodig aanspreekbaar is.”

Voorkomen machtsconcentratie
Een vierde ontwikkeling die Van Leeuwen in de sector signaleert, is dat de voorzitter van de raad van commissarissen niet tevens de voorzitter van een of meerdere commissies is of zelfs mag zijn. “De veranderende rol van de voorzitter, die als gezegd minder primus inter pares wordt en een meer leidende positie krijgt, vraagt om meer aandacht voor een gezonde balance of power. Zeker gezien het feit dat het contact tussen de voorzitter en het bestuur zal intensiveren, moet worden voorkomen dat er teveel macht bij die eerste komt te liggen. Dat kan bijvoorbeeld door andere leden van de raad voorzitter van de diverse commissies te maken. Dat draagt ook nog eens bij aan de individuele ontwikkeling van deze commissarissen.”

Tegenkrachten
Van Leeuwen is niet negatief over de kwaliteit van RvC-voorzitters in de sector. Wel vindt hij dat voorzitters zichzelf en hun organisatie een dienst bewijzen om daarop te reflecteren, zeker in het licht van verwachtingen van politiek en samenleving en de ontwikkelingen in het vak. Hij benadrukt het belang van diversiteit en debat. “Wat mij betreft moet een voorzitter over de competenties beschikken om tegenkrachten in de raad volledig tot hun recht te laten komen. Een stevige discussie of verschillen van opvatting zijn helemaal niet erg, integendeel. Je hebt commissarissen nodig die elkaar intellectueel durven uitdagen. De voorzitter is daarbij een regisseur die ervoor zorgt dat discussies niet ontsporen en constructief blijven.”


Terug