2

Wet- en regelgeving

Het functioneren van woningcorporaties en daarmee dus ook het interne toezichtsorgaan, is in toenemende mate onderhevig aan wet- en regelgeving. De overheid, de ILT / Autoriteit woningcorporaties (Aw), het Waarborgfonds Sociale Woningbouw, de Raad voor de Jaarverslaggeving, etc. publiceren met enige regelmaat voor de woningcorporatie relevante regelgeving.

Het kabinet heeft op 26 juni 2015 besloten om een voorstel uit te werken dat het merendeel van de corporaties als Organisatie van Openbaar Belang (OOB) wordt gekwalificeerd. Daarmee krijgt het wetgevend kader ook voor woningcorporaties een meer ‘verplichtend’ karakter. Dat begint met Boek 2 BW, de Nederlandse Corporate Governancecode, de Wet toezicht accountantsorganisaties (Wta) en het Besluit inzake auditcommissies. Het laatst genoemde besluit verplicht tot het instellen van een auditcommissie of een vergelijkbaar orgaan; het BTIV stelt dat verplicht voor corporaties vanaf een bezit van 10.000 woongelegenheden. Dit besluit regelt ook de samenstelling, de reikwijdte van het toezicht, de verplichte aanwezigheid van een financieel expert en de rol bij de benoeming, beoordeling en beloning van de accountant.

In de bijlage van deze handreiking zijn de bepalingen van de Governancecode woningcorporaties 2015 opgenomen die betrekking hebben op de auditcommissie. Als positieve bijdrage van die code kan worden gezien dat meer normatief wordt gehandeld door scherper onderscheid naar ‘pas toe’ en ‘leg uit’; bij vetgedrukte bepalingen is keuzevrijheid achterwege gelaten.

Regelgeving beoogt handvatten te bieden voor het functioneren van organisaties in hun maatschappelijke context, zodat beschikbare middelen effectief en kostenefficiënt worden ingezet en dat zulks ook op geëigende momenten voldoende betrouwbaar kan worden vastgesteld.

Regelgeving heeft ook een normatief karakter, een eigenschap die volgend op opgetreden omissies sterker wordt gemaakt. Hierbij zou je van een risico-/regelreflex kunnen spreken. Het vergt de nodige tijd om tot een goed werkbaar evenwicht te geraken tussen normering en verantwoording in kwalitatieve en kwantitatieve zin.

Kern is en blijft hoe je er als (lid van de) RvC mee omgaat. Dan hebben we het over gedrag! Het is goed dat bewustwording bestaat over hoe mensen met regels en de toepassing daarvan omgaan, niet alleen naar de letter maar ook naar de geest: ‘Wat wordt eigenlijk beoogd en lever ik daar consequent een positieve bijdrage aan?’ Dan kom je terecht bij intrinsieke motivatie en waarden en normen en of daar zichtbaar (voorbeeldgedrag, aanspreekcultuur) uiting aan wordt gegeven. We duiden dan op de soft controls die tezamen met de hard controls de beheersbaarheid van de activiteiten en de verantwoording daarover vorm moeten geven.

Het evenwicht tussen regels en gedrag lijkt nog niet gevonden.

Soft controls laten zich ook maar moeilijk omschrijven, maar dat doet aan het belang daarvan niet af; ze omvatten de organisatie in al haar geledingen. Het is daarom goed dat de raad van commissarissen in de auditcommissie ook de verbinding dieper in de organisatie zoekt en daarmee als het ware proeft en laat proeven welk gedrag van elkaar mag worden verwacht.

Zoals al eerder aangegeven noodzaakt de toegenomen complexiteit van informatievergaring, -interpretatie en -verstrekking tot specialisme zoals dat aan de auditcommissie moet worden toegedicht. In de hoofdstukken 3 Organisatie en werkwijze van de auditcommissie en 4 Rol en verantwoordelijkheden van de auditcommissie wordt hiervan een uitwerking gegeven.

Arrow-prev Arrow-next