Heino van Essen > voorzitter 2008 - 2016

Van falend toezicht naar Woningwet

 

In het twintigjarig bestaan van de VTW hebben drie gekozen voorzitters aan het roer gestaan. Hoe kijken zij terug op de ontwikkelingen in het intern toezicht en in de vereniging? Als tweede komt Heino van Essen aan het woord: hij was van 2008-2016 voorzitter én maakte roerige tijden mee, met de parlementaire enquête en de komst van de Woningwet.

Heino van Essen (76) had ruime ervaring als toezichthouder bij woningcorporatie Portaal, toen hij in 2008 als voorzitter aantrad bij de VTW. Opgeleid als bedrijfseconoom, volgde Van Essen in zijn tijd bij Philips de opleiding tot accountant. Hij zette zijn financiële expertise ook in voor toezichthoudende functies in de volksgezondheid én de volkshuisvesting. Dat was een bewuste keuze: Van Essen vindt dat mensen die het minder goed gaat minimaal een dak boven hun hoofd en goede zorg nodig hebben. Tegelijkertijd gaan zeker in de corporatiesector grote bedragen om: de investeringen in sociale huur zijn niet zonder risico.

Wat was uw motivatie om voorzitter te worden?

‘Ik voel mij sterk verbonden met de volkshuisvesting. Intern toezicht is in de sector heel belangrijk. Je moet als corporatie financieel in control zijn, risico’s beheersen en de continuïteit van de organisatie bewaken, maar ook de maatschappelijke doelstellingen halen. De RvC van een corporatie heeft de verantwoordelijkheid om de dilemma’s af te wegen. Als voorzitter van de VTW kon ik mij landelijk inzetten voor die maatschappelijke verantwoordelijkheid. Mijn grootste drijfveer was om de kwaliteit van het intern toezicht te verbeteren.’

Niet lang na uw aantreden viel u met uw neus in de boter. U ging samen met directeur Albert Kerssies op bezoek bij de RvC van Rochdale die later in 2009 zou opstappen. Hoe kijkt u terug op dat gesprek?

‘We gingen in mijn eerste jaar bij de RvC van Rochdale langs, omdat de RvC-leden geen lid waren van de VTW. We maakten toen een rondje langs een aantal grote corporaties om het belang van aansluiting bij de VTW te bepleiten. Juist bij die grote corporaties zijn er meer risico’s. Er speelde wel al iets bij Rochdale, maar dat was niet de insteek van ons gesprek. We werden echter op een bruuske manier afgescheept. Ik was geschokt. Later kwamen de misstanden bij de corporatie naar buiten en trad ook de RvC af. Dat was voor mij een voorbeeld van falend toezicht. We wisten toen dat we nog harder aan de slag moesten met onze opdracht om de kwaliteit van intern toezicht te verbeteren.’

U nam in 2012 het initiatief tot de fit & proper-toets. Waarom?

‘Het falend toezicht, niet alleen bij Rochdale maar ook bij Vestia, riep veel vragen op. Er kwam scherpe kritiek vanuit de maatschappij: waar was de toezichthouder? We hadden sinds 2007 de Governancecode Woningcorporaties, maar die code was niet verplicht. Elke corporatie of toezichthouder kon deze naast zich neerleggen. De vraag voor mij was: hoe kun je de kwaliteit van een individueel RvC-lid toetsen? De RvC benoemt de eigen leden. Mijn voorstel was dat het (toenmalige) Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting bij een benoeming en een herbenoeming een toets zou doen. We wilden zelf het voortouw nemen om die kwaliteit te bevorderen. De leden reageerden in eerste instantie verdeeld op zo’n fit & proper toets. Uiteindelijk is de toets in de Woningwet opgenomen, per 1 juli 2015 worden alle commissarissen, en ook bestuurders, getoetst op betrouwbaarheid en geschiktheid.’

De missstanden in de sector leidden eerst nog tot de parlementaire enquête. Hoe kijkt u op de hoorzittingen terug?

‘Directeur Albert Kerssies en beleidsmedewerker Hans Geurts voerden als voorbereiding op de openbare verhoren gesprekken met de Parlementaire enquêtecommissie. Zelf was ik aanwezig bij die hoorzittingen in de Tweede Kamer. Ik heb vaak met open mond geluisterd. Ik hoorde meer verhalen over de dagelijkse praktijk. Grote accountantskantoren die er een potje van maakten, Raden van Commissarissen die volledig vertrouwden op de accountants, RvC’s die zelf niets ondernamen. De VTW onderschreef de conclusie van de enquêtecommissie volledig: het intern toezicht was ver onder de maat. Het was voor mij een bevestiging dat we als VTW al goed bezig waren, met het initiatief voor de fit & proper toets en het voorstel om de Governancecode bindend te verklaren voor alle leden.’

 


‘Ik denk dat de schandalen ergens goed voor zijn geweest’


 

De Woningwet in 2015, met onder meer de komst van de externe toezichthouder Autoriteit woningcorporaties (Aw), was wel heel streng voor intern toezicht.

‘Ik heb niet de herinnering dat ik onthutst was door de wet. Integendeel. De VTW vond al vóór de parlementaire enquête dat er iets moest gebeuren. We moesten de maatschappij na alle schandalen laten zien dat we het intern toezicht wilden verbeteren. De Aw was de opvolger van het Centraal Fonds Volkshuisvesting. Het CFV had een te beperkte opdracht en had geen sanctiemiddelen. Dat de externe toezichthouder Aw als waakhond de kwaliteit van intern toezicht moest bewaken, vond ik positief. We hebben als intern en extern toezicht onze eigen verantwoordelijkheid. Hoe beter je het als RvC zelf doet, hoe minder je last hebt van de Aw.’

De Woningwet geldt natuurlijk ook voor de bestuurders. Hoe kijkt u terug op de relatie met Aedes?

‘Ik kijk daar positief op terug. We hebben als koepelverenigingen ieder onze eigen verantwoordelijkheden, maar het is belangrijk dat je zaken met elkaar afstemt. De parlementaire enquête heeft onze relatie versterkt. We hadden meer oog voor elkaars belangen, we groeiden in die tijd meer naar elkaar toe. We staan samen voor de kwaliteit van goed bestuur en goed intern toezicht. De gezamenlijke Governancecode is daar een uiting van.’

Een wet is een wet, daar moet iedereen zich aan houden. Wat deed de VTW zelf om de kwaliteit van de toezichthouders te verbeteren?

‘Nog voor de Woningwet stemden de leden in met een voorstel voor Permanente Educatie (PE). Toezichthouders die lid zijn van de VTW moeten zich sinds 2015 blijven ontwikkelen en jaarlijks investeren in hun deskundigheid. In het jaarverslag moet de RvC zich verantwoorden over de keuze voor een opleiding of cursus. Onder de leden was indertijd wel discussie of de PE een verplichting moest zijn, sommigen vonden dat systeem te schools. Elk RvC-lid moet nu jaarlijks vijf punten halen. Dat lijkt vooral symbolisch, want de meesten halen die punten ruimschoots, maar het is wel een stok achter de deur.’

U was onder de indruk van de gedrevenheid van de leden.

‘De maatschappelijke betrokkenheid van de leden was groot, ze waren ook betrokken bij de organisatie. Er werken mooie mensen in de sector, die bij willen dragen aan de samenleving. Ik heb altijd ervaren dat de leden trots zijn op hun werk, hun werk doet ertoe. Met die mensen heb ik altijd prettig samengewerkt.’

Minder positief was de veelbesproken verhuurderheffing die in 2013 voor sociale huurwoningen werd ingevoerd. Had u indertijd de indruk dat deze heffing een blok aan het been van de sector zou worden?

‘Ja, al was in eerste instantie nog wel begrip voor een tijdelijke noodmaatregel: er was immers een grote financiële crisis. Het kabinet moest overal geld vandaan halen. Maar de verhuurderheffing is een verkeerde belasting. Het geld van corporaties komt van de huurders, en dat zijn de meest kwetsbare groepen in de samenleving. Zij betalen indirect miljarden om gaten op de Rijksbegroting te dichten. Geld waarvan de huurders niets terugzien en geld dat de corporatie niet in woningbouw, verduurzaming of onderhoud kan steken. Dat is fundamenteel verkeerd. De VTW heeft altijd gewaarschuwd en geprotesteerd tegen de heffing. Ik ben blij dat deze nu verdwijnt.’

U was voorzitter in een roerige periode. Wat is uw slotconclusie?

‘Ik denk dat de schandalen toch ergens goed voor zijn geweest. We hadden hierdoor de wind in de zeilen om het intern toezicht te verbeteren. We hebben in de sector, maar ook als VTW, belangrijke stappen gezet. Het was boeiend om in deze tijd voorzitter te zijn. Het werk van de VTW deed en doet er toe, het is mooi om daar een bijdrage aan te leveren. Maar eerlijk: het was voor mij ook de meest intensieve functie die ik ooit heb gehad.’

Heino van Essen > voorzitter 2008-2016

Van falend toezicht naar Woningwet

In het twintigjarig bestaan van de VTW hebben drie gekozen voorzitters aan het roer gestaan. Hoe kijken zij terug op de ontwikkelingen in het intern toezicht en in de vereniging?
Als tweede komt Heino van Essen aan het woord: hij was van 2008-2016 voorzitter én maakte roerige tijden mee, met de parlementaire enquête en de komst van de Woningwet.

Heino van Essen (76) had ruime ervaring als toezichthouder bij woningcorporatie Portaal, toen hij in 2008 als voorzitter aantrad bij de VTW. Opgeleid als bedrijfseconoom, volgde Van Essen in zijn tijd bij Philips de opleiding tot accountant. Hij zette zijn financiële expertise ook in voor toezichthoudende functies in de volksgezondheid én de volkshuisvesting. Dat was een bewuste keuze: Van Essen vindt dat mensen die het minder goed gaat minimaal een dak boven hun hoofd en goede zorg nodig hebben. Tegelijkertijd gaan zeker in de corporatiesector grote bedragen om: de investeringen in sociale huur zijn niet zonder risico.

Wat was uw motivatie om voorzitter te worden?

‘Ik voel mij sterk verbonden met de volkshuisvesting. Intern toezicht is in de sector heel belangrijk. Je moet als corporatie financieel in control zijn, risico’s beheersen en de continuïteit van de organisatie bewaken, maar ook de maatschappelijke doelstellingen halen. De RvC van een corporatie heeft de verantwoordelijkheid om de dilemma’s af te wegen. Als voorzitter van de VTW kon ik mij landelijk inzetten voor die maatschappelijke verantwoordelijkheid. Mijn grootste drijfveer was om de kwaliteit van het intern toezicht te verbeteren.’

Niet lang na uw aantreden viel u met uw neus in de boter. U ging samen met directeur Albert Kerssies op bezoek bij de RvC van Rochdale die later in 2009 zou opstappen. Hoe kijkt u terug op dat gesprek?

‘We gingen in mijn eerste jaar bij de RvC van Rochdale langs, omdat de RvC-leden geen lid waren van de VTW. We maakten toen een rondje langs een aantal grote corporaties om het belang van aansluiting bij de VTW te bepleiten. Juist bij die grote corporaties zijn er meer risico’s. Er speelde wel al iets bij Rochdale, maar dat was niet de insteek van ons gesprek. We werden echter op een bruuske manier afgescheept. Ik was geschokt. Later kwamen de misstanden bij de corporatie naar buiten en trad ook de RvC af. Dat was voor mij een voorbeeld van falend toezicht. We wisten toen dat we nog harder aan de slag moesten met onze opdracht om de kwaliteit van intern toezicht te verbeteren.’

U nam in 2012 het initiatief tot de fit & proper-toets. Waarom?

‘Het falend toezicht, niet alleen bij Rochdale maar ook bij Vestia, riep veel vragen op. Er kwam scherpe kritiek vanuit de maatschappij: waar was de toezichthouder? We hadden sinds 2007 de Governancecode Woningcorporaties, maar die code was niet verplicht. Elke corporatie of toezichthouder kon deze naast zich neerleggen. De vraag voor mij was: hoe kun je de kwaliteit van een individueel RvC-lid toetsen? De RvC benoemt de eigen leden. Mijn voorstel was dat het (toenmalige) Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting bij een benoeming en een herbenoeming een toets zou doen. We wilden zelf het voortouw nemen om die kwaliteit te bevorderen. De leden reageerden in eerste instantie verdeeld op zo’n fit & proper toets. Uiteindelijk is de toets in de Woningwet opgenomen, per 1 juli 2015 worden alle commissarissen, en ook bestuurders, getoetst op betrouwbaarheid en geschiktheid.’

De missstanden in de sector leidden eerst nog tot de parlementaire enquête. Hoe kijkt u op de hoorzittingen terug?

‘Directeur Albert Kerssies en beleidsmedewerker Hans Geurts voerden als voorbereiding op de openbare verhoren gesprekken met de Parlementaire enquêtecommissie. Zelf was ik aanwezig bij die hoorzittingen in de Tweede Kamer. Ik heb vaak met open mond geluisterd. Ik hoorde meer verhalen over de dagelijkse praktijk. Grote accountantskantoren die er een potje van maakten, Raden van Commissarissen die volledig vertrouwden op de accountants, RvC’s die zelf niets ondernamen. De VTW onderschreef de conclusie van de enquêtecommissie volledig: het intern toezicht was ver onder de maat. Het was voor mij een bevestiging dat we als VTW al goed bezig waren, met het initiatief voor de fit & proper toets en het voorstel om de Governancecode bindend te verklaren voor alle leden.’

 


‘Ik denk dat de schandalen ergens goed voor zijn geweest’


 

De Woningwet in 2015, met onder meer de komst van de externe toezichthouder Autoriteit woningcorporaties (Aw), was wel heel streng voor intern toezicht.

‘Ik heb niet de herinnering dat ik onthutst was door de wet. Integendeel. De VTW vond al vóór de parlementaire enquête dat er iets moest gebeuren. We moesten de maatschappij na alle schandalen laten zien dat we het intern toezicht wilden verbeteren. De Aw was de opvolger van het Centraal Fonds Volkshuisvesting. Het CFV had een te beperkte opdracht en had geen sanctiemiddelen. Dat de externe toezichthouder Aw als waakhond de kwaliteit van intern toezicht moest bewaken, vond ik positief. We hebben als intern en extern toezicht onze eigen verantwoordelijkheid. Hoe beter je het als RvC zelf doet, hoe minder je last hebt van de Aw.’

De Woningwet geldt natuurlijk ook voor de bestuurders. Hoe kijkt u terug op de relatie met Aedes?

‘Ik kijk daar positief op terug. We hebben als koepelverenigingen ieder onze eigen verantwoordelijkheden, maar het is belangrijk dat je zaken met elkaar afstemt. De parlementaire enquête heeft onze relatie versterkt. We hadden meer oog voor elkaars belangen, we groeiden in die tijd meer naar elkaar toe. We staan samen voor de kwaliteit van goed bestuur en goed intern toezicht. De gezamenlijke Governancecode is daar een uiting van.’

Een wet is een wet, daar moet iedereen zich aan houden. Wat deed de VTW zelf om de kwaliteit van de toezichthouders te verbeteren?

‘Nog voor de Woningwet stemden de leden in met een voorstel voor Permanente Educatie (PE). Toezichthouders die lid zijn van de VTW moeten zich sinds 2015 blijven ontwikkelen en jaarlijks investeren in hun deskundigheid. In het jaarverslag moet de RvC zich verantwoorden over de keuze voor een opleiding of cursus. Onder de leden was indertijd wel discussie of de PE een verplichting moest zijn, sommigen vonden dat systeem te schools. Elk RvC-lid moet nu jaarlijks vijf punten halen. Dat lijkt vooral symbolisch, want de meesten halen die punten ruimschoots, maar het is wel een stok achter de deur.’

U was onder de indruk van de gedrevenheid van de leden.

‘De maatschappelijke betrokkenheid van de leden was groot, ze waren ook betrokken bij de organisatie. Er werken mooie mensen in de sector, die bij willen dragen aan de samenleving. Ik heb altijd ervaren dat de leden trots zijn op hun werk, hun werk doet ertoe. Met die mensen heb ik altijd prettig samengewerkt.’

Minder positief was de veelbesproken verhuurderheffing die in 2013 voor sociale huurwoningen werd ingevoerd. Had u indertijd de indruk dat deze heffing een blok aan het been van de sector zou worden?

‘Ja, al was in eerste instantie nog wel begrip voor een tijdelijke noodmaatregel: er was immers een grote financiële crisis. Het kabinet moest overal geld vandaan halen. Maar de verhuurderheffing is een verkeerde belasting. Het geld van corporaties komt van de huurders, en dat zijn de meest kwetsbare groepen in de samenleving. Zij betalen indirect miljarden om gaten op de Rijksbegroting te dichten. Geld waarvan de huurders niets terugzien en geld dat de corporatie niet in woningbouw, verduurzaming of onderhoud kan steken. Dat is fundamenteel verkeerd. De VTW heeft altijd gewaarschuwd en geprotesteerd tegen de heffing. Ik ben blij dat deze nu verdwijnt.’

U was voorzitter in een roerige periode. Wat is uw slotconclusie?

‘Ik denk dat de schandalen toch ergens goed voor zijn geweest. We hadden hierdoor de wind in de zeilen om het intern toezicht te verbeteren. We hebben in de sector, maar ook als VTW, belangrijke stappen gezet. Het was boeiend om in deze tijd voorzitter te zijn. Het werk van de VTW deed en doet er toe, het is mooi om daar een bijdrage aan te leveren. Maar eerlijk: het was voor mij ook de meest intensieve functie die ik ooit heb gehad.’

 

Arrow-prev Arrow-next