5

Ontwikkelingen bij de Belastingdienst ten aanzien van toezicht op de woningcorporatiesector

De Belastingdienst is één van de belangrijke stakeholders van woningcorporaties. Door het toenemen van de fiscale belangen qua financiële omvang en complexiteit is het belangrijk dat de woningcorporatie regelmatig het overleg zoekt met de Belastingdienst om zekerheid te krijgen over de fiscale positie van de corporatie waar dit mogelijk is en onzekerheden in kaart te brengen en te kwantificeren. Desgewenst kan de woningcorporatie hier afspraken over maken met de Belastingdienst in de vorm van Doorontwikkeld Horizontaal Toezicht.

Zoals de fiscale ontwikkelingen voor de woningcorporaties veranderd zijn, is er ook een tendens waar te nemen van veranderend en scherp(er) toezicht door de Belastingdienst. Voor u als commissaris is het relevant om na te gaan hoe de relatie van de woningcorporatie met de Belastingdienst is, welke contacten er zijn, etc. Om de relevante vragen te kunnen stellen, beschrijven wij hierna een aantal ontwikkelingen die bij de Belastingdienst plaatsvinden. Ook geven wij aan hoe de Belastingdienst is georganiseerd.

Traject van (voor)overleg

Het overleg met de Belastingdienst bij woningcorporaties die bij een eenheid Grote Ondernemingen van de Belastingdienst zitten, loopt in de regel via de zogenaamde klantcoördinator. De klantcoördinator schakelt specialistische inspecteurs van de verschillende belastingsoorten of waarderingsdeskundigen in. Bij woningcorpo­raties die onder het MKB vallen is geen klantcoördinator aanwezig en zal met een specialist moeten worden geschakeld. In de regel zijn deze specialisten wel weer aangesloten bij collega’s van Grote Ondernemingen om de specifieke branche­kennis met elkaar te delen. Het is gebruikelijk dat er, afhankelijk van de grootte van de woningcorporatie, periodiek contact is met de Belastingdienst.

Door een landelijk team worden de lokale inspecteurs van woningcorporatie van branchekennis voorzien. Het doel hiervan is om meer eenheid van beleid en uitvoering te creëren binnen de Belastingdienst. Nadeel is weer dat op lokaal niveau de bewegingsvrijheid kleiner is geworden. De mate waarin de woningcorporatie vooroverleg voert met de Belastingdienst geeft een indicatie van het fiscaal in control zijn. De Belastingdienst stelt vooroverleg in de regel erg op prijs.

Belastingcontroles

De Belastingdienst zal in de regel de fiscale verplichtingen monitoren via de ingediende aangiften voor de verschillende heffingen. De woningcorporatie dient bijvoorbeeld jaarlijks een vpb-aangifte in, periodiek (meestal per kwartaal) een btw-aangifte en periodiek een loonaangifte. Dit zijn reguliere fiscale verplichtingen van de woningcorporatie.

Waar nodig kan de Belastingdienst een boekenonderzoek instellen dat op de gehele positie van een of meer belastingsoorten kan zijn gericht of zal de Belastingdienst een deelonderzoek instellen op een specifiek onderwerp. Ook kan het zijn dat een corporatie een specifiek onderwerp aandraagt waar gegevens voor worden ver­zameld. Denk hierbij aan de onderhoudsvoorziening. Het aantal controles door de Belastingdienst bij woningcorporaties is significant aan het toenemen. Dit heeft te maken met de capaciteitsuitbreiding van de Belastingdienst en de toegenomen kennis over de woningcorporatiesector binnen de Belastingdienst.

Belastingcontroles vinden veelal plaats via de zogenaamde steekproefmethode. Kort gezegd betekent de steekproefmethode dat de Belastingdienst op statistische wijze controleert of de ingediende fiscale aangiften aanvaardbaar zijn.

Deze statistische methode werkt als volgt (gebaseerd op de zogenaamde Controle Aanpak Belastingdienst). Allereerst wordt de fiscale materialiteit bepaald, in feite betekent dit dat de te controleren boekingen in even grote delen worden verdeeld (de zogenaamde ‘bakken’). In iedere ‘bak’ wordt iedere keer 1 euro (factuur) gecontroleerd of de fiscale verwerking juist is geweest. Een factuur van meer dan de materialiteit (groter dan de ‘bak’) van de woningcorporatie wordt dus per definitie getrokken. De omvang van de factuur is dus alleen relevant voor de ‘kans’ dat deze getrokken wordt en dus niet voor de correctie!

Als de Belastingdienst meer (statistische) fouten ontdekt dan aanvaardbaar is, wordt in de praktijk veelal een statistische correctie toegepast. Dit betekent dat een kleine factuur (bijv. een bos bloemen van 15 euro die verkeerd is geboekt) statistisch gezien tot een veel hogere correctie leidt (bijv. 15.000 euro naheffing). Het is belangrijk dat de organisatie zich bewust is van het belang om alle facturen (groot en klein) juist te boeken.

Horizontaal toezicht

Er is een aantal woningcorporaties die een convenant (Doorontwikkeld) Horizontaal Toezicht hebben gesloten met de Belastingdienst. Dit houdt onder andere in dat voorafgaand aan het indienen van een aangifte al zekerheid rond de fiscale positie bestaat. Binnen Horizontaal Toezicht worden in te nemen standpunten vooraf met de Belastingdienst afgestemd, zodat de aangifte geen verrassingen meer heeft.

Door actief het vooroverleg op te zoeken kan deze zekerheid worden bereikt. De praktijk van de afgelopen jaren leert overigens dat het in belangrijke mate van de lokale inspectie en corporatie afhangt of Horizontaal Toezicht een succes wordt. Een variant die in de praktijk veel voorkomt en goed werkt is dat wel actief het vooroverleg wordt opgezocht met de Belastingdienst echter niet binnen de formele kaders van het Horizontaal Toezicht. Dit biedt partijen meer vrijheid en tegelijkertijd toch een stuk zekerheid. Het al dan niet kiezen voor Horizontaal Toezicht is een individuele keuze voor de woningcorporatie en die moet weloverwogen ­worden genomen.

Sinds 2020 is de aanpak van het Horizontaal Toezicht door de Belastingdienst gewijzigd van Horizontaal Toezicht naar ‘Doorontwikkeld Horizontaal Toezicht’. Van deelnemende woningcorporaties wordt verwacht dat zij sinds de invoering van Doorontwikkeld Horizontaal Toezicht zelf aantoonbaar de belangrijkste fiscale risico’s kennen, beheersen en monitoren. Jaarlijks dient een actualisering van de belangrijkste fiscale risico’s, alsook de uitkomsten van de monitoring actief aan de Belastingdienst te worden verstrekt. In andere woorden, deelnemende woning­corporaties moeten zelf periodiek toetsen of – en daarmee aannemelijk maken dat – de aangiften vrij zijn van materiële onjuistheden. Woningcorporaties die eerder al deelnamen aan Horizontaal Toezicht kunnen veelal een nieuw convenant met de Belastingdienst afsluiten. Het convenant heeft een looptijd van 3 jaren en kan door de Belastingdienst opgezegd worden (niet meer verlengd worden) als de woningcorporatie niet voldoende haar fiscale risico’s monitort en/of deelt met de Belastingdienst.

Zoals in het vorige hoofdstuk beschreven moet het altijd de wens zijn van een corporatie om fiscale risico’s te beheersen en verassingen te voorkomen. Dit staat los van deelname aan Horizontaal Toezicht.

Relevante vragen ten aanzien van de relatie met de Belastingdienst

  1. Hoe verloopt het contact met de Belastingdienst?
  2. Welke fiscale aspecten zijn het afgelopen jaar afgestemd met de Belastingdienst?
  3. Wat is de status van de vpb-aangiften en tot welke periode zijn deze ingediend?
  4. Hebben er de afgelopen jaren belastingcontroles en bedrijfsgesprekken plaatsgevonden binnen uw woningcorporatie?
  5. Wat is de visie van uw woningcorporatie ten aanzien van (doorontwikkeld) horizontaal toezicht?
Arrow-prev Arrow-next