De statuten van iedere woningcorporatie bevatten een aantal artikelen dat relevant is voor de externe accountant. Statutair is het volgende vastgelegd:
Artikel 37 van de woningwet bepaalt dat de RvC aan een accountant opdracht verstrekt tot onderzoek van de jaarrekening, het jaarverslag en het overzicht met verantwoordingsgegevens over het verslagjaar (dVi). De accountant levert in het kader van die opdracht:
De Minister van Wonen en Rijksdienst geeft elk jaar een (actualisering van het) accountantsprotocol met nadere aanwijzingen voor de werkzaamheden die de accountant effectief moet verrichten evenals voor de rapportages. Die nadere aanwijzingen betreffen:
Het accountantsprotocol is vrij dwingend en vereist een nauwgezette toepassing zowel door de woningcorporatie als de externe accountant. Hierbij is het van essentieel belang dat het controleprotocol tijdig beschikbaar komt voor zowel de corporaties als de accountants.
De Beleidsregels van de Aw worden jaarlijks gepubliceerd en omvatten voorschriften en uitgangspunten inzake het financieel toezicht (o.b.v. risicoselectie), interventiemogelijkheden, handhavingsmaatregelen, bekostiging van de toezichtstaken en de projectsteun.
Per 1 januari 2013 is de WNT (1) ingevoerd en per 1 januari 2015 de WNT (2). De WNT vraagt van de accountant specifieke werkzaamheden ter toetsing van de opgenomen bepalingen over de zogenaamde topinkomens.
De Governancecode Woningcorporaties heeft onder Principe 5 (Bestuur en RvC beheersen de risico’s verbonden aan de activiteiten) vier ‘pas toe’ bepalingen (5.8 tot en met 5.11) opgenomen over de relatie met de externe accountant.
De vier bepalingen zijn onderstaand weergegeven:
5.8 De RvC benoemt de externe accountant voor een periode van maximaal 10 jaar.
Voor een corporatie die kwalificeert als Organisatie van Openbaar Belang (OOB) gelden de vigerende bepalingen uit de wet- en regelgeving van toepassing op kantoorroulatie voor accountantsorganisaties. Ter vergroting van de transparantie wordt het selectieproces van de accountant toegelicht in het jaarverslag alsmede de redenen die aan de wisseling ten grondslag liggen. In geval van fusie van de corporatie gaat de termijn niet opnieuw in.
5.9 De RvC ziet toe op de controlewerkzaamheden van de accountant. Daarbij wordt het vigerende accountantsprotocol gehanteerd.
5.10 De externe accountant (en voor zover aanwezig de auditcommissie) wordt betrokken bij het opstellen van het werkplan van de controle. De externe accountant rapporteert aan de RvC en het bestuur over zijn bevindingen.
5.11 De RvC (en de auditcommissie) maakt (maken ieder) ten minste eenmaal in de vier jaar een grondige beoordeling van het functioneren van de externe accountant. De beoordeling wordt besproken in de RvC. De RvC meldt de belangrijkste conclusies in het jaarlijks verslag van de RvC, dat onderdeel uitmaakt van het jaarverslag.
De Richtlijnen voor de jaarverslaggeving* in combinatie met Titel 9 Boek 2 BW geven de bepalingen voor het samenstellen van de jaarrekening. Binnen de Richtlijnen is een afzonderlijk hoofdstuk (RJ 645) opgenomen voor woningcorporaties.
Met ingang van verslagjaar 2016 is Richtlijn 645 aangepast. De aanpassingen betreffen met name het toepassen van de Woningwet en de waardering van de onroerende zaken in exploitatie tegen de marktwaarde (in verhuurde staat).
Voor de accountant zijn de Richtlijnen en Titel 9 Boek 2 BW belangrijke bronnen om de waarderingsgrondslagen en de toepassing daarvan in de jaarrekening te toetsen.
*De richtlijnen voor de jaarverslaggeving worden gepubliceerd door de Raad voor de Jaarverslaggeving (RJ), het uitvoerend orgaan van de Stichting voor de Jaarverslaggeving, die tot doel heeft de kwaliteit en bruikbaarheid van de externe verslaggeving, in het bijzonder van de jaarrekening, binnen Nederland door rechtspersonen en andere juridische entiteiten te bevorderen.
“Een goed risicobeheersingssysteem voorkomt niet dat je risico’s loopt. Het gaat om het inzicht in de risico’s en het beheersen daarvan.”
De externe accountant dient in het kader van het uitvoeren van zijn opdracht voor de corporatie onder andere invulling te geven aan:
Handleiding Regelgeving Accountancy, met daarin opgenomen de wetgeving, de verordeningen en de nadere voorschriften.
Het kader voor de accountants is bepaald door de wetgever en door de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA). De overheid heeft een viertal wetten en een besluit aangaande de externe accountant uitgevaardigd. De Wet Toezicht Accountantsorganisatie (Wta) en het Besluit Toezicht Accountantsorganisaties (Bta), waarin onder meer onafhankelijk publiek toezicht op accountants die wettelijke controles uitvoeren geregeld wordt, zijn het meest van belang.
De NBA heeft Verordeningen, Nadere Voorschriften en Nadere voorschriften controle- en overige standaarden (NV COS) gepubliceerd. Binnen de verordeningen is de Verordening Gedragscode (VGC) zeer relevant. De VGC bevat ‘de spelregels’ voor de accountant waaronder de vijf principes die voor registeraccountants – in wat voor maatschappelijke functie dan ook – gelden:
In de VGC is tevens bepaald dat bij assurance-opdrachten de accountant onafhankelijk moet zijn van de assurance-cliënt.
In de NV COS is het stramien van de diverse assurance-opdrachten die worden onderkend vastgelegd, alsmede de werkzaamheden die de accountant dient uit te voeren vanaf het accepteren van een opdracht, de uitvoering en tenslotte de rapportage. Deze regelgeving dient door elke accountantsorganisatie nauwgezet te worden toegepast. Corporaties worden met deze regelgeving expliciet en impliciet geconfronteerd tijdens het uitvoeren van de controlewerkzaamheden door de externe accountant.
De Autoriteit Financiële Markten (AFM) verstrekt de vergunning aan de accountantsorganisaties die wettelijke controles uitvoeren. Daarnaast is de AFM belast met het toezicht op de accountantsorganisaties.
Uit dien hoofde heeft de AFM op 11 december 2012 een publicatie uitgebracht:
‘Rapport naar aanleiding van AFM-onderzoek naar wettelijke controles bij woningcorporaties’. Aanleiding voor het AFM-onderzoek was het feit dat er publieke vragen zijn gesteld over de kwaliteit van de accountantscontrole naar aanleiding van de problemen bij Stichting Vestia Groep en de uitkomsten van de stresstest van het CFV aangaande de margin calls van de banken inzake de derivatenposities. Het AFM-onderzoek is uitgevoerd bij de Big 4 accountantsorganisaties (PwC, Deloitte, KPMG en Ernst & Young). Het onderzoek bevat een aantal aanbevelingen voor de kwaliteitsbeheersing bij de accountantsorganisaties.
In Titel 9 Boek 2 Burgerlijk Wetboek en de RJ zijn de uitgangspunten opgenomen voor het samenstellen van de jaarrekening voor de corporatie. De externe accountant dient aan de hand van zijn werkzaamheden vast te stellen dat de corporatie de spelregels uit zowel de RJ als Titel 9 correct heeft toegepast. Relevante bepalingen van Boek 2 BW zijn op de corporaties (en op de verslaggeving, jaarrekening en jaarverslag) van toepassing tenzij daarvan op grond van de Woningwet bewust wordt afgeweken. Dat is vastgelegd in de artikelen 22, 35 lid 1 en 36 lid 1 van de Woningwet en concentreert zich voornamelijk op de waardering van de vastgoedportefeuille die met ingang van 2016 op de marktwaarde in verhuurde staat moet worden gewaardeerd. Voor die waardering zijn in de Regeling toegelaten instellingen volkshuisvesting, bijlage 2 ‘Handboek modelmatig waarderen marktwaarde’ gedetailleerde voorschriften opgenomen.
De waardering van het vastgoed in exploitatie, het vastgoed in ontwikkeling, de onderhanden projecten in opdracht van derden, de derivatenposities en de belastingposities vragen specifieke kennis van zowel de corporatie als de externe accountant. Dit maakt dat het samenstellen van de jaarrekening geen routineklus is en bijzondere aandacht vraagt.
De Richtlijnen voor de jaarverslaggeving in combinatie met Titel 9 Boek 2 BW geven de bepalingen voor het samenstellen van de jaarrekening. Binnen de Richtlijnen is een afzonderlijk hoofdstuk (RJ 645) opgenomen voor woningcorporaties dat zoals eerder gesteld ingaande verslagjaar 2016 is aangepast. Voor de accountant zijn de Richtlijnen en Titel 9 Boek 2 BW belangrijke bronnen om de waarderingsgrondslagen en de toepassing daarvan in de jaarrekening te toetsen.
Met ingang van 2016 worden er een drietal accountantsproducten gevraagd. In het assurancerapport met betrekking tot de naleving van de specifieke wet- en regelgeving wordt er voor een groot aantal issues (uiteenlopend van de verbindingen tot en met de derivaten) een opinie gevraagd van de externe accountant.
Verordening inzake de onafhankelijkheid van accountants bij assuranceopdrachten (VIO).
De NBA heeft op 1 januari 2014 een verordening gepubliceerd over de onafhankelijkheid van accountants. In deze verordening is onder meer vastgelegd dat een accountantsorganisatie geen wettelijke controle mag uitvoeren bij een OOB indien die accountantsorganisatie ook andere diensten dan controlediensten aan diezelfde OOB verleent.
Voorts zijn bepalingen opgenomen over de periode dat de senior audit staf en de key assurance partner betrokken mogen zijn bij een controleopdracht.
De regelgeving zoals deze van toepassing is op woningcorporaties dient de accountant in zijn werkzaamheden in te passen. Dit maakt dat de controle van een woningcorporatie specialistische kennis van de accountant vraagt.
De woningcorporatie dient in de jaarrekening/het jaarverslag en de dVi als specifieke verantwoording, een groot aantal regels na te leven en daarover verantwoording af te leggen. Sinds 2011 is het aantal onderwerpen waarover verantwoording moet worden afgelegd behoorlijk toegenomen.
De bestuurder en de RvC hebben de verantwoordelijkheid deugdelijke en betrouwbare verantwoordingen op te stellen en de procedures en processen binnen de corporatie zodanig te organiseren dat wordt voldaan aan de vigerende wet- en regelgeving.
De accountant dient over het naleven door de woningcorporatie van de specifieke wet- en regelgeving assurance te verstrekken en te rapporteren.
Uit gesprekken die zijn gevoerd met bestuurders, commissarissen en accountants blijkt dat het toepassen van de wet- en regelgeving gedegen kennis van de betrokkenen vraagt. Vraag is het of een ieder zich hiervan voldoende bewust is.
Bestuur en RvC stellen jaarlijks vast dat zij expliciet op de hoogte zijn van de vigerende wet- en regelgeving en borgen een juiste toepassing ervan.